APU-verbinderset (HV of LV): bestaat uit railverbinders (LV) resp. DC-aansluitkabel (HV), alsmede communicatiekabels, om de APU met de batterijmodules te verbinden
Moduleverbinderset (HV of LV): bestaat uit railverbinders (LV) resp. DC-aansluitkabel (HV), alsmede communicatiekabels, om de batterijmodules met elkaar te verbinden. In de regel hebt u 1 moduleverbinderset minder nodig (of 2 minder bij dubbele kasten) dan u batterijmodules hebt.
Kastverbinderset (HV of LV): deze is nodig om de batterijmodules aan te sluiten op de aangrenzende TS-kast. De inhoud komt overeen met de moduleverbinder, maar met aangepaste kabellengtes. Het HV-systeem bestaat in principe uit een dubbele kast. Bij het LV-systeem (TS48V) is de kastverbinder alleen vereist als er meer dan 10 batterijmodules geïnstalleerd dienen te worden of als er kleinere kasten gebruikt dienen te worden vanwege ruimtegebrek.
DC-verbinderset APU naar Bat-WR/BatBreaker (alleen HV): aansluitkabels om de APU (HV) op de omvormer aan te sluiten. Incl. communicatiekabel en PE-kabel. De kabels hebben een standaardlengte van 5 meter en een doorsnede van 35 mm².
Andere lengtes zijn op verzoek verkrijgbaar.
DC-verbinderset BatBreaker naar Bat-WR (alleen HV): Optioneel, alleen als u een BatBreaker gebruikt. De set bestaat uit 2 kabels van elk 1 m lang.
DC-aansluitkabelset (alleen LV): aansluitkabels om de APU (LV) op de omvormer (Sunny Island) of BatFuse aan te sluiten. Incl. communicatiekabel en PE-kabel. De kabels hebben een standaardlengte van 5 meter en een doorsnede van 120 mm².
Andere lengtes zijn op verzoek verkrijgbaar.
DC-verbinderset BatFuse naar Sunny Islands: optioneel bestelbaar. De set bevat 10 m kabel en kabelschoenen om de Sunny Island-omvormers op de BatFuse aan te sluiten. (dit resulteert in 6 kabels van 1,6 m lang, elk met een doorsnede van 50 mm²).
Let op: alle kabels tussen de APU en de omvormer zijn niet voorgemonteerd. De installateur dient deze ter plaatse te confectioneren, in overeenstemming met de plaatselijke omstandigheden (de benodigde accessoires, zoals kabelschoenen of adereindhulzen, zijn bij de set inbegrepen).
Neem de toegestane aansluitlengtes uit de gebruiksaanwijzing van de omvormer in acht.
Batterijmanagement voorkomt over het algemeen diepontlading van de opslag. Als de opslag leeg is, dan begint het druppelladen. Dan wordt in geval van twijfel de opslag in werking gehouden met energie uit het stroomnet. Als druppelladen niet mogelijk is, bijv. bij off-grid toepassingen of als gevolg van een storing, dan wordt het hele systeem uitgeschakeld voordat er schade aan de batterijmodules ontstaat.
Neem in dat geval contact op met onze serviceafdeling. Wij controleren de integriteit van de modules en kunnen vervolgens hun operationele capaciteit herstellen.
Controleer of de geïnstalleerde versie van de LCS-tool overeenkomt met de firmware van de Inverter Manager. Controleer hiervoor de "Communication Version" op het display van de STPS-60. De LCS-tool dient dezelfde of een hogere versie te hebben dan de versie van de Inverter Manager.
Controleer uw netwerkconfiguratie. De Inverter Manager dient aan de LAN1-zijde een IP-adres toegewezen te krijgen van een ter plaatse beschikbare router (DHCP-server). Alleen de opslagcomponenten mogen worden aangesloten op de LAN2-zijde (geen extra router of andere externe IT-componenten). LAN1 en LAN2 mogen niet met elkaar verbonden worden. Controleer of uw pc een geldig IP-adres heeft gekregen in hetzelfde subnet als de Inverter Manager.
Controleer de instellingen op de webinterface van de Sunny Island onder Gebruiksbereik batterij. Als het seizoensgebonden bedrijf geactiveerd is, dan heeft de Sunny Island in de winter een lager PV-laadvermogen. Hierdoor beperkt de Sunny Island het gebruiksbereik van de batterij in de winter.
Over het algemeen mag u uitsluitend nieuwe batterijmodules op een bestaand systeem aansluiten als de modulespanningen identiek zijn (+/- 0,1 V). Nieuwe modules verlaten onze fabriek met een elektrische spanning van 50 V. Dit komt overeen met een laadtoestand van ongeveer 20%. Ter voorbereiding op de installatie dient u de opslag derhalve naar een laadtoestand (SoC) van 20% te brengen.
Als u een complete string toevoegt (master/slave-bedrijf), dan herkent de APU automatisch verschillen in de systeemspanningen. Bij de hernieuwde ingebruikname schakelt aanvankelijk alleen het systeem met de laagste laadtoestand in. Alle andere systemen worden ingeschakeld zodra door het opladen de corresponderende elektrische spanning is bereikt.
Neem de instructies in de installatiehandleiding in acht.